جمل تحتاجها في Lezen, Schrijven, Spreken, Luisteren

Ik kom je op de bushalte ophalen.
سأقلك ( سأخذك) من محطة الباصات (الحافلات
Dat is de auto van mijn collega.
‫هذه سيارة زميلتي
Wanneer hebben de kinderen vakantie?
متى تكون عطلة مدارس الأطفال؟
Wanneer heeft de dokter spreekuur?
ما هي أوقات عمل الطبيب؟‬
Ik heb een afspraak bij de dokter.
عندي موعد مع الطبيب.‬
De dokter komt er zo aan.
‫الطبيب سيأتي حالاً.‬
Ik heb vaak hoofdpijn.
لدي غالباً صداع
Ik heb altijd rugpijn.
أشعر دائما بألام في الظهر
Ik wil naar de opticien om een bril te kopen.
‫أريد أن أذهب إلى أخصائي نظارات لأشتري نظارة
Hoe kom ik bij het station?
كيف اصل إلى محطة القطار
 
Wanneer bent u begonnen?
متى بدأت
Wanneer bent u opgestaan?
متى نهضت من النوم؟
Waar bent u naartoe gegaan?
إلى أين ذهبت؟
Wie heb je geschreven?
إلى من كتبت؟‬
Hij is niet gekomen, hoewel we afgesproken hadden.
هو لم يأتي مع أننا كنا متواعدين
Wij hadden afgesproken. Toch is hij niet gekomen
لقد تواعدنا، ومع ذلك هو لم يأتِ.
Hoewel de straat glad is, rijdt hij hard.
مع أن الشارع زلقّ , إلا أنه يقود بسرعه
Zij heeft pijn. Toch gaat ze niet naar de dokter.
لديها ألم ومع ذلك لاتذهب الى الطبيب
Ben je al klaar?
هل أنت جاهز
Nee, nog niet.
لا ليس بعد
Maar ik ben zo klaar.
‫لكن سأجهز حالاً.‬
Ik weet niet of hij van me houdt.
لا أعلم ان كان يحبني